LEES OOKReactie op dit artikel in Dagblad Trouw (de Verdieping) van 1-11-2002 

Een liberale visie op multi-religiositeit en moslimextremisme in Nederland

De afgelopen decennia is Nederland veranderd van een nog overwegend Christelijk land naar een maatschappij waar geseculariseerde mensen en mensen van verschillende godsdiensten met elkaar moeten samenleven. Dit blijkt niet probleemloos te gaan. Sommigen speken zelfs over een multicultureel drama. De problemen zijn dusdanig groot dat voor een liberaal vrijheid en meer werk alléén niet meer de richtinggevende principes kunnen zijn. In deze bijdrage zal ik andere liberale uitgangspunten en visies in stelling brengen waarmee ik antwoord geef op 6 concrete vragen van de Teldersstichting. 

De eerste vraag die mij gesteld is, is de vraag of de Islam naar zijn aard tot fundamentalisme geneigd is of de mogelijkheid in zich bergt tot ontwikkeling naar een liberale variant.

Fundamentalisme is een groot probleem binnen de Islam. In Egypte wordt het aantal radicale moslims op 15% geschat en dat is gevaarlijk hoog. De externe oorzaken zijn denk ik wel bekend. Ik noem armoede, frustratie over het gebrek aan kansen voor jongeren en bemoeizuchtige Amerikaanse buitenlandpolitiek. Ik wil het als godsdienstfilosoof echter over de interne oorzaken hebben van fundamentalisme. Het fundamentalisme komt voor in alle religies, ook binnen het Christendom, en is een tegenreactie op het modernisme door terug te gaan naar de fundamenten van het geloof. De meeste Moslims in Nederland zijn echter orthodox. Het verschil tussen orthodoxen en fundamentalisten is dat orthodoxen zich vasthouden aan een oude traditie waarin ook veel gestolde wijsheid te vinden is. Voor de meeste orthodoxen staat de volgende Korantekst dan ook centraal: 

‘Wie iemand doodt, anders dan voor doodslag of wegens verderf zaaien op aarde, is alsof hij de gehele mensheid gedood heeft, en wie iemand laat leven, is alsof hij de gehele mensheid leven heeft geschonken’. (Koran 5,32) 

Fundamentalisten daarentegen organiseren zich in aparte groepen los van de traditie. Ze beschouwen hun eigen interpretatie van de heilige schriften als onfeilbaar en kunnen zich daarom veel radicaler en militanter ontwikkelen dan hun orthodoxe broeders. Maar net als fundamentalisten zijn orthodoxen ook recht in de leer en het is voor hen moeilijk om met de moderniteit om te gaan. In zijn inaugurele rede geeft de Leidense professor dr. Nasr Abu Zayd een typering van de visie die in de gehele Moslimwereld domineert. Hij bedoelt hier niet de radicale islamiet of een lid van een politieke groepering, maar een visie die overal gevonden kan worden: 

‘Als een woord van God is de Koran de basis van het leven van de Moslim. Het geeft hem de wijze waarop voldoening verkregen kan worden in de wereld die nog moet komen en geeft geluk in de huidige wereld. Er is voor hem geen situatie voorstelbaar waarin de Koran geen richtlijnen geeft, of er is geen probleem waar de Koran geen oplossing voor heeft. Het is voor de Moslim een bron van alle waarheid, de uiteindelijke rechtvaardiging van alles wat juist is, het primaire criterium van alle waarden, de oorspronkelijke basis van alle autoriteit. Zowel publieke als private zaken, religieuze als seculiere zaken vallen onder haar jurisdictie’. (Zayd,19, vertaling CA). 

Deze dominante visie ligt volgens Zayd ten grondslag aan de vele politieke conflicten in Moslimlanden. De Koran en de overleveringen van de profeet Mohammed worden volgens eeuwenoude interpretatieschema’s gelezen waardoor er in het algemeen weinig bewustzijn is van de andere historische en culturele context waarin de teksten zijn ontstaan. Wat is hier de oorzaak van? De Algerijnse hoogleraar geschiedenis van de Islam Mohammed Arkoun verklaart dit omdat de heersers van de dertiende eeuw o.a. erg last hadden van theologische twisten. Zij sloten de poorten voor het zelfstandig interpreteren. Door deze drastische maatregel verloor de religie haar dynamiek en het was volgens Arkoen het begin van een neerwaartse spiraal van de filosofie en theologie in de Islam. Arkoen ziet de vernietiging van de intellectuele islam als één van de belangrijkste oorzaken van het fundamentalisme. (Arkoen,2001). 

Maar bergt de Islam de mogelijkheid tot ontwikkeling van een liberale variant in zich? Vrijzinnige moslims ervaren veel weerstand, mede vanwege de gevestigde belangen die met de eeuwenoude Koran-interpretaties verbonden zijn. Abu Zayd moest uit Egypte als ‘afvallige’ vluchten naar Nederland. Maar er zijn ook positieve ontwikkelingen te noemen. Onder tweede en derde generaties goed opgeleide moslims zijn intussen eigen Koran-studiegroepen ontstaan die zonder de culturele ballast van hun ouders de heilige geschriften direct willen bestuderen. Zij beseffen goed dat de Nederlandse politieke en religieuze rechten veel beter zijn dan die in Turkije of Marokko, maar ze hebben tegelijk ook een weerstand tegen de Westerse cultuur die in hun ogen sterk gericht is op consumptie en seks. Daarnaast is er de weg van interreligieuze dialoog. Het is belangrijk om godsdiensten niet te zien als massieve eenheden die voor eeuwig vaststaan en dus voor altijd fundamentalistisch blijven. Wanneer mensen een monolithische opvatting van religie hebben, spreken ze over dé Islam of hét Christendom, maar eigenlijk is dat onzin omdat er binnen de verschillende  godsdiensten vele stromingen zijn. Van grote invloed op godsdiensten is de cultuur waarin ze functioneren en dialoog kan het uitwisselingsproces versnellen. Dit vindt intussen steeds meer plaats in allerlei fora, met name tussen oecumenische kerken en moskeeën. Over de spelregels van zo’n dialoog heeft Frits Bolkestein al nagedacht in zijn NRC-artikel: “Niet marchanderen met de Verlichting’. Voor hem behoren de beginselen zoals de scheiding van kerk en staat, vrijheid van meningsuiting, verdraagzaamheid en non-discriminatie tot de basiswaarden in onze cultuur en zijn derhalve niet onderhandelbaar. Maar over die basiswaarden straks meer. Bolkestein geeft in dit artikel tevens aan dat in de ontmoeting met de ander nieuwe inzichten kunnen ontstaan en onze cultuur kan verrijken. 

De volgende vraag die mij gesteld is, is de vraag of het wenselijk is een breed gedragen basis aan waarden voor de samenleving te hebben, te creëren of te behouden en of dit gevolgen heeft voor het Nederlandse vreemdelingenbeleid? 

Voordat ik tot beantwoording overga, is het belangrijk het onderscheid te zien tussen de Westerse democratische basiswaarden en het liberalisme als politieke beweging. In de democratische basiswaarden zijn een aantal liberale waarden opgenomen zoals vrijheid van meningsuiting, godsdienst en vergadering. Voor alle politieke partijen binnen ons democratisch bestel zijn ze neutraal. Deze basiswaarden vormen de paraplu waaronder mensen met verschillende visies op de samenleving naast elkaar kunnen leven. Ze vallen min of meer samen met de grondwet. Dan bestaat er een grijs middengebied, de normen en waarden daarbinnen zijn afhankelijk van de politieke verhoudingen in een land en zijn dus cultureel bepaald. Daarover gaat het politieke en publieke debat, bijvoorbeeld over de vraag of een werkgever verplicht moet zijn minderheden in dienst te nemen? In dit middengebied zal een VVD’er zoveel mogelijk de voorkeur geven aan vrijheid terwijl een sociaal-democraat meer gelijkheid wil bevorderen. De basiswaarden zijn in het algemeen vrij stabiel, maar kunnen ook veranderen. Een waarde uit het grijze overgangsgebied kan bijvoorbeeld promoveren tot basiswaarde. Een voorbeeld daarvan is dat er na de jaren 50 er een algemene consensus is gekomen dat een overheid een sociaal vangnet aan haar burgers moet bieden. Een basiswaarde kan ook degraderen naar het overgangsgebied of zelfs naar het niveau van de politieke of religieuze visies, zoals is gebeurd met het verbod op euthanasie en abortus. Omdat de kern van die basiswaarden vrij stabiel is, hoeven deze veranderingen niet tot een ‘postmodern relativisme’ te leiden waarin alles maar zou moeten kunnen. 

Wat is de bron van die basiswaarden? Liberalen zijn het veelal met Christenen eens dat die bron grotendeels in het Christendom ligt, maar daarnaast komen ze ook voort uit het humanisme en klassieke oudheid. Voor liberalen hoeven ze niet noodzakelijkerwijs een  metafysische bron te hebben. Een voor alle mensen aanvaardbare verklaring is dat de basiswaarden gebaseerd zijn op gestolde ervaring en wijsheid die de eeuwen getrotseerd hebben. De religieuze inspiratie daarin was belangrijk, maar éénmaal ontstaan hebben de basiswaarden ook een autonome status tegenover religieuze moraal. Een recent voorbeeld is de kritische vraag waar de christelijke barmhartigheid en medemenselijkheid blijft wanneer doodzieke mensen een waardig levenseinde wordt misgund of condooms in de Aids-bestrijding worden ontzegd? 

Wat is de inhoud van die basiswaarden? Allereerst zijn er de democratische waarden, gelijkheid van man en vrouw, geen discriminatie op grond van seksuele geaardheid en civiele deugden zoals tolerantie en wederzijds respect. Zonder veel moeite kan de liberaal hier ook aan toevoegen de waarden en normen die nodig zijn om onze sociale vangnet in stand te houden. Of dat meteen een verzorgingsstaat van wieg tot graf moet zijn, daarover is discussie, maar het principe dat een beschaaf land mensen niet laat creperen, daarover is links en rechts het eens. Het voorkomen van een faillissement van de verzorgingsstaat vraagt een arbeidsethos waarbij niet te snel gebruik of geen misbruik van de voorzieningen wordt gemaakt. Om aan de slag te kunnen behoort er ook een bereidheid te zijn de taal te leren en cultuur te begrijpen en daarmee hebben we meteen de liberale rechtvaardiging om oud- en nieuwkomers verplicht naar cursussen te sturen. Dan hebben we het over onze rechtsregels ter voorkoming dat mensen elkaar schaden. Daar kunnen we kort over zijn, daar hebben autochtonen en allochtonen – geseculariseerd of religieus - zich gewoon aan te houden.

Maar dan komen we bij de fatsoensnormen en vormen van medemenselijkheid waar het strafrecht niet zo geschikt voor is, maar waarvan naleving wel zorgt voor een prettig publiek domein. Groot probleem is dat het publieke domein niet meer gezien wordt als iets wat van ons allen is. Autochtonen liggen thuis niet met de schoenen op de bank, maar doen dat in de trein wel. Allochtonen gooien thuis hun rotzooi in de vuilnisbak, maar in de straten van de Haagse Schilderswijk niet. Wat kunnen we daaraan doen? Door te beginnen de thans vervaagde basiswaarden te expliciteren. Die paraplu van basiswaarden moeten alle Nederlanders en nieuwkomers met elkaar binden en helpen weer een gevoel te geven voor de publieke zaak. Gelukkig zijn er ook initiatieven van werkgevers om weer normbesef op de werkvloer terug te brengen en heeft de ANWB als maatschappelijke organisatie onlangs het heer-in-het-verkeer-principe opnieuw leven ingeblazen. Ook politici kunnen gezamenlijk hun steentje bijdragen, want we hebben het hier over neutrale waarden en normen die de partijpolitiek overstijgen. 

Deze liberale oproep om onze basiswaarden te expliciteren, sluit eigenlijk heel goed aan op die van Jan Peter Balkende zoals is verwoord in zijn boek ‘Anders en Beter’. Volgens Balkenende hangt de problematiek van de criminaliteit onder allochtonen nauw samen met de vervaging van de waarden en normen van autochtonen. Ter voorkoming van het multiculturele drama, houdt hij een pleidooi voor explicitering van ‘onze’ waarden die vaak moeilijk zichtbaar zijn voor buitenstaanders. Is de hier gepresenteerde liberale visie ‘conservatief’ of is die van Balkenende liberaal? Ik denk het laatste. Het vraagt immers een zekere pluralistische instelling en waardering van vrijheid om als gelovige het onderscheid te kunnen maken tussen de dragende waarden van een samenleving en de specifieke waarden van de eigen geloofsgemeenschap. Deze open en oecumenische instelling  is niet aan alle religieuze mensen gegeven, maar is gelukkig bij de meeste ‘Samen-op-Weg’-christenen wel aanwezig. Voor hen is een belangrijke inspiratiebron bijvoorbeeld de theologie van Hans Küng die in alle levensbeschouwingen een onderliggende ‘Weltethos’ ziet (Küng,1997). Een seculiere liberaal kan daarentegen verwijzen naar het gedachtegoed van de (intussen veel liberaler geworden) latere John Rawls (Political Liberalism,1993) die spreekt over het bestaan van een overlappende consensus in een pluralistische samenleving waarin mensen ondanks hun verscheidenheid toch in vrede met elkaar willen leven. Maar binnen het Christendom zijn er niet alleen oecumenisch ingestelde gelovigen en de visie van Balkenende wordt derhalve niet voetstoots geaccepteerd. Politicoloog Jan Kees Hordijk wijst op het conflict met de CDA-ideologie waarin gestreefd wordt naar zoveel mogelijk vrijheid van het maatschappelijk middenveld en soevereiniteit in eigen kring. Volgens Hordijk zit het traditionele gedachtegoed van het CDA  Balkenende behoorlijk in de weg (Hordijk,2002). Ook de Christen-Unie heeft moeite met het accepteren van die gezamenlijke basiswaarden. Kars Veling verwoordt zijn kritiek als volgt: 

‘Wij kiezen een politieke koers die naar onze overtuiging voortkomt uit wat God met mens en samenleving bedoelt. Ik voel er niets voor om me op voorhand te verplichten tot een positie in de mainstream van de burgerlijke samenleving.’  (Veling,2002) 

Hiermee verwoord Veling een visie die mogelijk ook voorkomt in de rechterflank van het CDA, maar zeker geen vreemde gedachte bij orthodoxe Moslims zal zijn. 

De volgende vraag die mij gesteld is, is in welke mate een sterk geseculariseerde samenleving om dient te gaan met een groep voor wie religie een dominante waarde in haar leven vormt.

Onder geseculariseerde Nederlanders is thans een sterk anti-religieuze houding waar te nemen. Achter bijna elk bloedig conflict zit godsdienst en net bevrijd van het juk van de Christelijke moraal, zijn ze bang dat moslims de shari’a willen invoeren. Voor deze geseculariseerde Nederlanders kan de scheiding tussen kerk en staat niet groot genoeg zijn. Het niet toelaten van religieuze groepen in het publieke domein kan ook een gevaar inhouden. Religieuze minderheden kunnen zich dan niet erkend voelen. Gebrek aan erkenning van minderheden is in de geschiedenis altijd een belangrijke voedingsbodem voor politieke onrust geweest. Religieuze mensen hebben ideeën over wat goed samenleven is, maar kunnen dat dan niet in het publieke domein tot uiting brengen. De liberale principes die in dit dilemma richting moeten geven zijn die van tolerantie en wederzijds respect in combinatie met die van scheiding van kerk en staat.

Allereerst is het belangrijk een onderscheid tussen publieke domein en politieke domein. Het publieke domein is veel breder en bevat ook discussies in het maatschappelijke middenveld of in de media. Mits niet-discriminerend of haatdragend, kunnen religieuze argumenten binnen het publieke domein probleemloos naar voren gebracht worden. Het politieke domein gaat echter specifiek over wet- en regelgeving. Restricties zijn dan wel nodig, zeker wanneer vanuit religieuze inspiratie voorgestellen gedaan worden die effect hebben op de vrijheid van álle burgers. In dat geval wil ik aansluiten op de visie van de liberale filosoof Robert Audi. Audi (2000) stelt dat in dat geval er naast religieuze argumenten, bijvoorbeeld een verwijzing naar de Bijbel of Koran, ook altijd een publiek of seculiere argument gebruikt moet worden. Daaronder verstaat hij een argument die voor alle redelijke mensen buiten de eigen religie te begrijpen is en aansluit op algemene morele principes die onafhankelijk zijn van een religieuze autoriteit. Zo’n seculier argument verwijst bijvoorbeeld naar volksgezondheid, publieke veiligheid of milieubehoud. Deze eis beschermt een pluralistische samenleving  tegen fundamentalistische invloeden, maar sluit democratisch gezinde religieuze mensen niet uit. Zij kunnen in het politieke debat hun religieuze motivatiebron inbrengen, maar wanneer er niet één publiek of seculier argument bij gevonden kan worden, dan moet er volgens Audi binnen de religieuze groep ook de nodige zelfcensuur zijn dat er kennelijk iets mis is met het voorstel en dat het zeker niet geschikt is om te gelden voor alle mensen. 

Er komen nu twee vragen die ik tegelijkertijd met één liberale principe kan beantwoorden, namelijk de vraag of de overheid controle dient te houden op de inhoud van het bijzonder onderwijs om het gevaar van verbreiding van extremistische leerstellingen op islamitische scholen tegen te gaan en de vraag of het wenselijk is dat de overheid voorwaarden stelt aan de komst en het optreden van imams, om moslim-extremisme tegen te gaan.

Er is hier sprake van een conflict tussen een aantal grondrechten, die van vrijheid van godsdienst, onderwijs en meningsuiting. Toch kan vanuit een liberaal perspectief een antwoord gegeven worden. De overheid kan voorwaarden stellen aan schoolbesturen en imams wanneer de basisstructuur van de democratische rechtstaat in gevaar komt en dat gebeurt wanneer opgeroepen wordt bevolkingsgroepen of de Westerse cultuur te verachten. Praktisch betekent dit natuurlijk niet dat de overheid de inhoud van het nieuwe  godsdienstmateriaal bepaalt. De intussen vervangen moslim-schoolbesturen willen nieuw materiaal ontwikkelen omdat het oude nog uit de pioniersfase stamt.  Wanneer dit klaar is, kan de overheid wel toetsen of de inhoud niet strijdig is met de Westerse basiswaarden. De schoolinspecteur hoeft daarna alleen na te gaan of dat materiaal ook daadwerkelijk gebruikt wordt. Ten aanzien van verdachte imams, kan de BVD wat mij betreft doorgaan met het af en toe sturen van een ‘undercover’ moslim op de vrijdagse preek. Het is overigens de vraag of de speciaal voor imams georganiseerde inburgeringscursussen voldoende zijn. Serieus moet de oproep van de liberale moslims Nasr Abu Zayd en Mohammed Arkoen genomen worden die als tegenkracht op ‘de gesloten poorten’ Westerse universiteiten vragen de intellectuele islam te versterken. Een gedegen HBO- of universitaire opleiding is geen overbodige luxe. Thans vindt er samenwerking plaats tussen de Turkse Milli Görusbeweging en de Vrije Universiteit voor opleidingen voor docenten en geestelijke verzorgers op islamitische grondslag en dat zet veel meer zoden aan de dijk dan een inburgeringscursus. 

De laatste vraag die gesteld is, is in welke mate religies die in Nederland aanhang vinden, enige mate van publieke erkenning of herkenbaarheid moeten krijgen, bijvoorbeeld door de vervanging van Tweede Pinksterdag door het Suikerfeest.

De eerste reactie voor liberalen is dat vrijheid het richtinggevende principe moet zijn. Een gereformeerde ondernemer op de Veluwe kan toch niet gedwongen worden zijn werknemers verplicht vrij te geven op het Suikerfeest? Maar waarom zou een seculiere werkgever gedwongen moeten zijn de werknemers met Pasen en Pinksteren vrij te geven?

In het sterk geseculariseerde maar ook multiculturele Nederland heeft het Christendom nog steeds een dominante positie. Dit ligt gevoelig. Ook niet-kerkgangers willen de Christelijke feestdagen niet kwijt als symbool van onze dragende waarden en normen. Anderen vinden dat er genoeg ADV-dagen zijn waarmee werkgevers en werknemers kunnen spelen. Maar is de overheid nu wel neutraal? In Indonesië mogen de 5 grote religies elk 2 nationale feestdagen vieren. De behoefte van minderheden om erkend te worden, moet niet onderschat worden. Wederzijds respect is ook een goede liberale waarde. Een liberaal kan in deze kwestie denk ik beide kanten op. Maar, wanneer gekozen wordt voor het ruilen met het Suikerfeest, dan moet daar wel wat van gemaakt worden. De liefde gaat bij de meeste mensen door de maag, ook in multiculturele zaken. In een vorige leven was ik marketeer. Ik zie wel commerciële mogelijkheden voor banketbakkers die met het Suikerfeest hun winkel in Oosterse sferen versieren en dan geen kerstkransjes of paaseitjes verkopen maar honingzoete halal-hapjes. 

Drs. Connie Aarsbergen-Ligtvoet

Print versie

Deze bijdrage is een uitgebreide bewerking van de lezing op de parallelsessie en forumdiscussie op de Jaarlijkse Algemene Vergadering van de VVD op 12 april 2002 tussen  Petra van der Burg van het Wetenschappelijk Instituut van het CDA, Ayaan Hirsi Ali namens de Wiardi Beckman Stichting en Connie Aarsbergen namens de Teldersstichting.

Auteur is promovenda Godsdienstfilosofie aan de Vrije Universiteit. In een interreligieus project, waarin de verschillende mensbeelden worden vergeleken, brengt zij de liberaalhumanistische levensvisie van Isaiah Berlin in.  

Literatuur:

Arkoen, Mohammed, ‘In islamitisch Nederland ontbreekt elke intellectuele ontwikkeling’, in: NRC Handelsblad, 27 oktober 2001

Audi, Robert, Religious Commitment and Secular Reason, Cambridge University Press, 2000

Balkenende, Jan Peter, Anders en Beter, Uitgeverij Aspekt, 2002, voor normen- en waardendebat zie met name hoofdstuk 2 ‘Wat ons bindt. De fundamenten van de Nederlandse samenleving’.

Bolkestein, Frits, ‘Niet marchanderen met de Verlichting’, in: NRC Handelsblad, 20 mei 2000

Groenveld, Klaas, ‘Liberalism and communitarism’, in: Liberal Thought and Practice, Teldersstichting, ed. Patrick van Schie, Den Haag, 2000

Hordijk, Jan Kees, ‘Traditionele gedachtegoed CDA zit Balkenende in de weg’, in: NRC Handelsblad, 29 januari 2002

Küng, Hans, Weltethos für Weltpolitik und Weltwirtschaft, Piper, München, 1997

Rawls, John, Political Liberalism, Columbia University Press, New York, 1993

Veling, Kars, ‘Een robuuste staat tolereert contrast’, in: NRC Handelsblad, 21 februari 2002

Zayd, Nasr, Abu, ‘The Qur’an: God and Man in Communication’, inaugurele rede, Universiteit van Leiden, 27 november 2000