College Seculiere Levensbeschouwing, 17 februari 2003 -Vrije Universiteit Amsterdam


Connie Aarsbergen-Ligtvoet

Eén van de bekende humanisten uit de 20ste eeuw is de Britse filosoof Sir Isaiah Berlin (1909-1997). Berlin werd als jood geboren in Litouwen en moest tijdens de Russische Revolutie met zijn ouders vluchten naar Engeland, niet omdat hij jood was, maar omdat zijn vader een kapitalistische houthandelaar was. In de Tweede Wereld Oorlog werd  zijn achtergebleven joodse familie in Liga door de Nazi’s vrijwel geheel uitgemoord. Berlin kreeg een uitstekende opleiding in Oxford. Hij ontwikkelde zich in religieus opzicht als agnost, maar respecteerde de joodse gebruiken en rituelen van zijn ouders. Hij had een uitgesproken weerzin tegen fanatieke religies en seculiere levensbeschouwingen zoals het Communisme. Voor de Tweede Oorlog was Berlin nog een onbekende filosofiedocent in Oxford die zich bezig hield met logisch positivistische kwesties. Tijdens en direct na de Tweede Wereld Oorlog werd hij oorlogscorrespondent in Washington en Moskou en ontmoette hij belangrijke politieke leiders. Na de oorlog veranderde hij van richting binnen Oxford en koos voor de nieuwe discipline Ideeëngeschiedenis (history of ideas). Hij hield voor de BBC lezingen en werd daardoor bekend en geliefd bij het Britse radiopubliek. Zijn grote intellectuele doorbraak kwam in 1958 met het essay Two Concepts of Liberty, nog steeds verplichte kost voor studenten politieke filosofie. Ook werd hij bekend door zijn kennis van de Romantiek en Russische literatuur. Begin jaren 70 stichtte hij Wolfson College in Oxford. In zijn lange en gelukkige leven genoot hij van de filosofie, muziek (waarover hij ook schreef) en literatuur. 

Berlin is niet alleen een humanist, maar ook een waardenpluralist en een groot voorvechter van liberale waarden. Berlin’s humanisme komt tot uiting in zijn werk omdat hij de waardigheid (human dignity) van mensen centraal staat. Die waardigheid uit zich vooral in het vermogen van mensen om te kunnen kiezen. Voor Berlin is het vermogen om te kunnen kiezen een vaste karakteristiek van de mens waar je niet van af kunt komen. Mensen zijn zelfs gedoemd om te kiezen, ook al willen ze de verantwoordelijkheid voor de gevolgen van hun keuzen niet dragen. Wanneer mensen hun keuzemogelijkheid verliezen, verliezen zij ook hun menselijke waardigheid. Vrijheid is dan ook een belangrijke waarde. Dit verklaart dan ook Berlin’s voorkeur voor liberale waarden. Maar Berlin ziet ook dat een mens een gemeenschap of groep nodig heeft. Een gemeenschappelijke taal en cultuur zijn daarbij belangrijk omdat pas dan mensen elkaar goed kunnen begrijpen en zich kunnen ontplooien. Maar de groep is er voor de mens, en niet andersom. Het individu staat voorop. Wanneer de mens er geen deel meer van wil uitmaken, moet de groep altijd verlaten kunnen worden (liberale exit-optie).  Berlin’s humanisme uit zich ook in het vertrouwen in de menselijke vermogens. Dankzij die vermogens is het bijvoorbeeld mogelijk om een democratische rechtsstaat te creëren en mensen een zekere vrijheid te geven om hun leven naar eigen inzicht in te richten. Wanneer de mens helemaal tot niets goeds in staat zou zijn, dan zou alleen een tirannieke regering mogelijk zijn en uit angst voor misstappen zou de mens in een kooi moeten leven.  Naast vertrouwen in de mens, is er ook een zekere waakzaamheid. Een democratie bevat dan ook altijd de nodige checks and balances. Er is niet zozeer het geloof in een aangeboren slechtheid (innate evilness), maar mensen kunnen wel op het verkeerde spoor gezet worden. Volgens Berlin komt dat door het denken in verkeerde concepten en (denk)-categorieën. Berlin gaat zelfs zover dat de Nazi’s tot de Holocaust konden overgaan, omdat ze een verkeerd mensbeeld hanteerden. In dit mensbeeld zagen zij de joden niet als medemens en konden daarom tot genocide overgaan.

Verder is Berlin een waardenpluralist. Het waardenpluralisme is een filosofische denkrichting waarbij niet alleen erkend wordt dat er een diversiteit van (goede) waarden in de wereld is, maar ook dat die waarden niet altijd met elkaar te combineren zijn. Berlin maakt een onderscheid tussen de soort waarden die we nastreven. Er zijn waarden die in dienst staan van het goede leven en basiswaarden die nodig zijn om überhaupt een menselijke samenleving en overleving mogelijk te maken. 

Allereerst behandelen we de waardenpluralistische visie t.a.v. de waarden t.b.v. het goede leven. Die waarden zijn volgens Berlin mooi en nastrevenswaardig, ze kunnen met elkaar in conflict zijn. Het belangrijkste voorbeeld dat hij is het conflict tussen vrijheid en gelijkheid. Wanneer een overheid bijvoorbeeld gelijkheid nastreeft (zoals een voorkeursbeleid om meer vrouwen of allochtonen in bepaalde beroepen aan te nemen), dan grijpt ze in de vrijheid van werkgevers om zelf mensen uit te kiezen. Wanneer mensen echter volledige vrijheid krijgen, dan geldt het recht van de sterkste en dan blijft er van gelijkheid weinig over. Een ander voorbeeld is de spanning tussen barmhartigheid en rechtvaardigheid. Wanneer een rechter een oordeel moet vellen over een crimineel kan hij niet al te barmhartig zijn want dan doet hij geen recht aan het slachtoffer, maar wanneer hij alleen het recht toepast houdt hij wellicht geen rekening met verzachtende omstandigheden. In waardenconflicten onderscheidt Berlin twee belangrijke begrippen, namelijk incompatibliteit en incommensurabliteit. Incompatibliteit betekent (net als bij computeronderdelen van een Mac en PC) dat twee waarden niet met elkaar te combineren zijn, ze botsen met elkaar. Incompatibliteit is op zichzelf niet zo problematisch wanneer duidelijk is dat  één van de waarden veel minder belangrijk is dan de andere. Stel je moet morgen tentamen doen en je bent nog niet helemaal goed voorbereid en een goede vriend belt op om gezellig naar de kroeg te gaan. Er is dan een waardenconflict tussen de studie en gezelligheid. Maar wanneer je graag wilt slagen, maak je toch een afspraak voor een volgende keer. Het wordt moeilijker wanneer er sprake is van incommensurabiliteit. Dit betekent dat  de waarden gelijkwaardig lijken te zijn en dat er geen universeel geldige meetlat is die bepaalt welke waarde moet voorgaan. In dat geval kan er zelfs sprake zijn van een  (tragisch) dilemma. Wanneer je voor het één kiest moet je de andere waarde opgeven en dat is een prijs die je helemaal niet wilt betalen. Kies je voor de andere waarde dan heb je het probleem andersom. In sommige gevallen kan je kiezen voor een compromis, maar dan realiseer je beide waarden halfslachtig, bijvoorbeeld de economie mag groeien binnen bepaalde milieueisen. In andere gevallen is een compromis niet mogelijk omdat je nu eenmaal niet op twee plekken tegelijkertijd kan zijn.  Een mooi voorbeeld van een tragisch dilemma geeft Jean-Paul Sartre van een jonge Fransman tijdens de Tweede Oorlog. Zijn moeder is eenzaam en ziek en vraagt verzorging. Zijn kameraden vragen hem om in het verzet te gaan om tegen de Duitsers te vechten. Wat is in dit geval belangrijker? Zorg voor de zieke moeder of de bevrijding van zijn land? Beide zijn goede waarden en er is niet echt een meetlat.  Het tragische van een dilemma is dat er een prijs betaald moet worden. Of de Fransman laat zijn moeder in de steek, of hij laat zijn kameraden in de steek. Het morele universum is voor Berlin dan ook niet harmonieus, en hij noemt het zelfs tragisch. Mensen geloven liever in een harmonieus moreel universum, waarbij er toch ergens een vaste oplossing is. In waardenconflicten is er vaak sprake van een ontkenningsmechanisme, men wil de prijs van het handhaven van de ene waarde niet zien. Het behoud van de eigen culturele identiteit is een mooie waarde, maar wanneer dat leidt tot hoge werkeloosheid komt dat in conflict met de waarde van de betaalbaarheid van onze sociale zekerheid. Bij elk waardeconflict moet een prijs betaald worden. Ook wanneer het duidelijk is welke waarde voor moet gaan (en er dus niet sprake is van incommensurabiliteit) moet je toch in je kamertje zweten voor je tentamen, terwijl je vrienden zich lekker in de kroeg vermaken. 

In het persoonlijk leven is een voorbeeld van een tragisch dilemma is  een ongewenste zwangerschap bij een tienermeisje. Welke waarden zijn hier in het spel? 

Met dergelijke tragische dilemma’s worden ook politieke leiders geconfronteerd. Churchill en Roosevelt stonden voor de keuze om Europa te bevrijden van de Nazi’s of de levens te sparen van de geallieerde soldaten. De begraafplaatsen in Normandië laten de prijs van de beslissing voor D-Day zien. 

Welke waarden zijn in het spel bij de dreigende oorlog met Irak? 

Vanwege de aanwezigheid van waardenconflicten en het ontbreken van universele maatstaven is vrijheid voor Berlin een belangrijke waarden. Het individu moet zelf kunnen kiezen. Religies en levensbeschouwingen bieden maatstaven en daarmee een oriëntatiepunt, maar een echt universele maatstaf bieden ze niet want de oplossingen die ze geven zijn verschillend en bovendien spreken de verschillende religies en levensbeschouwingen elkaar tegen. Bovendien is Berlin (net als Sartre) bang dat mensen de gevolgen van hun keuzen afschuiven op hun religie of levensbeschouwing. Ze dragen daarbij niet de volledige verantwoordelijkheid, en er is dan sprake van mauvaise foi / bad faith. 

Wat is nu volgens Berlin de diepere oorzaak van het pluralisme in de wereld? Dat is de incompatibliteit en incommensurabiliteit van goede waarden. Het begint met de persoonlijke levensplannen van mensen. Dit zijn eigenlijk combinaties en prioriteringen van waarden die gerealiseerd moeten worden. De een kiest voor een hedonistische levensstijl maar kan daarbij geen topsporter zijn. Welk leven het beste is? Daarvoor bestaat geen universele meetlat. Door al die verschillende prioriteringen bestaan er wel heel veel verschillende levensplannen, en daarmee ook verschillende visies op het goede leven. Hetzelfde geldt voor een samenleving als geheel. Een gezonde financiële staatshuishouding is een mooie waarde want  je wilt toch niet toekomstige generaties opzadelen met de verkwisting van hun (voor)ouders, maar het is ook een belangrijke waarde om nu een publieke sector te hebben waarin geen verloedering is of mensen op de wachtlijst dood gaan. Mobiliteit vinden mensen belangrijk en ze willen niet in de file staan, maar ze willen ook zonder herrie en ongestoorde in de natuur wandelen. Via democratische spelregels kiezen we een overheid die keuzen namens ons maakt in deze conflicterende waarden. Maar welke waarden echt belangrijker zijn? Daarvoor bestaat geen universele meetlat. We lossen het maar met democratische spelregels op. 

Berlin onderscheidt ook waarden die nodig zijn om samenleven überhaupt mogelijk te maken. Mensen hebben basisbehoeften zoals veiligheid, bescherming, voedsel. Deze waarden komen in het geding bij bijvoorbeeld genocide, wanneer soldaten opdracht krijgen vrouwen te verkrachten, bij bewuste uithongering, bij het dwingen kinderen hun ouders te verraden, bij onrechtvaardige rechtspraak. Wanneer deze waarden geschonden worden, bestaat er volgens Berlin wel degelijk een universele maatstaf. Deze waarden zijn objectief en niet subjectief. We hebben het immers over basisbehoeften die alle mensen met elkaar delen en de basiswaarden die daar achterhangen zijn derhalve absoluut. Een overheid of crimineel die een dergelijke basiswaarde schendt, kan dus veroordeeld worden, en kan zich niet verschuilen achter de normen en waarden uit zijn cultuur die anders zouden zijn. Het waardenpluralisme is in die zin verschillend van het waardenrelativisme. Het waardenrelativisme relativeert alle waarden. Het waardenpluralisme alleen de waarden die ten dienste staan van het goede leven. 

Berlin werd beroemd met zijn essay Two Concepts of Liberty (opgenomen in Four Essays on Liberty, Oxford University Press 1969, of Liberty, Oxford University Press 2002). Het was geschreven in 1958, het midden van de Koude Oorlog. Berlin houdt een pleidooi voor liberale waarden en pluralisme, maar ook voor een aantal gemeenschapswaarden. Berlin is dus niet een klassiek liberaal, je zou hem in huidige termen een sociaal-liberaal kunnen noemen. In Two Concepts of Liberty geeft Berlin een gedegen analyse van het begrip vrijheid. Dit begrip is in de loop der geschiedenis misbruikt en wel zodanig dat ernstige inbreuken in het privé-leven van mensen toch als vrijheid werd gepresenteerd. Berlin onderscheidt twee concepten van vrijheid: negatieve vrijheid en positieve vrijheid. Negatieve vrijheid is vrijheid VAN, het is de vrijheid van (overheids-)bemoeienis, het is de ruimte waarin je ongemoeid kunt handelen. Positieve vrijheid is vrijheid  OM, het is de vrijheid OM je leven in te richten naar een bepaalde visie van het goede leven. De positieve vrijheid wordt meestal gebruikt om meester te worden van je eigen leven (self-mastery) en / of om jezelf te verwerkelijken (self-realisation). Een belangrijk hulpmiddel daarbij is het onderscheid in een hogere ik en een lagere ik. Die hogere ik (of zelf) is een rationele scheidsrechter/dirigent die heer en meester is over de gevoelens en lagere behoeften van de mens. De hogere ik zorgt ervoor dat de mens de belangrijke doelen die hij zichzelf heeft gesteld ook kan halen. Plato en Kant maakte zo’n onderscheid, maar het is ook binnen het Christendom geen onbekend fenomeen.

Zowel de positieve als negatieve vrijheid zijn  goede waarden, maar in combinatie met elkaar kunnen ze in conflict zijn. Bijvoorbeeld: wanneer een kind naar school gestuurd wordt, terwijl het bijvoorbeeld net gesneeuwd heeft, wordt het kind in de negatieve vrijheid beperkt. Toch achten we de ouders wel verstandig, want het kind krijgt daardoor educatie (er is hier wel sprake van incompatibliteit maar niet van incommensurabiliteit). Er zijn vele goede redenen om de negatieve vrijheid van mensen in te perken. Je mag in je negatieve vrijheid uitoefening geen schade aanrichten aan anderen, jouw vrijheid mag niet ten koste gaan van de vrijheid van de ander. Ook kan de negatieve vrijheid beperkt worden om volksgezondheidsredenen (verplichte inenting) of het milieu (verplicht afval scheiden). En met het innen van belasting worden ook andere goede waarden gerealiseerd (aanschaf JSF?), maar hoe meer belasting, hoe minder het inkomen naar eigen inzicht kan worden besteed. Negatieve vrijheid botst dus ook met andere waarden, maar er kunnen wel goede redenen zijn om die andere waarden toch prioriteit te geven. Het is echter voor Berlin belangrijk dat de overheid daarin niet te ver gaat. Een overheid overschrijdt grenzen wanneer ze een bepaalde visie van het goede leven dwingend aan haar onderdanen oplegt. Dat gebeurde bijvoorbeeld in de Sovjet-Unie met het communisme, of Afghanistan met de Taliban. Deze inbreuken in het privé-leven van mensen worden door de ideologische leiders vaak voorgesteld als vormen van ‘echte’ vrijheid, in de bestwil van mensen. Maar dat is een bewuste verwarring van de begrippen positieve en negatieve vrijheid. In de naam van positieve vrijheid wordt dan de negatieve vrijheid beperkt. 

Volgens Berlin heeft de geschiedenis en ons bestaan geen hogere doel. De zin van het leven brengt een mens zelf aan. Een hoger doel zou immers vooronderstellen dat er een vaste prioritering van waarden zou zijn, een universele maatstaf, maar die is er niet. Politieke groeperingen, met een sterke levensbeschouwelijke inslag, denken dat dit hogere doel er wel bestaat en proberen dit op aarde realiseren. Volgens Berlin streven deze groeperingen echter een utopie na. Utopieën blijken in de praktijk niet de beloofde hemels op aarde geworden te zijn, maar meer op een hel op aarde te lijken, want mensen die andere ideeën over waardenprioriteringen hebben (dissidenten) kunnen ze niet gebruiken en worden meestal met harde hand uit de samenleving verwijderd.

Voor religieuze groeperingen die ook politieke invulling aan hun ideeën willen geven, en bijvoorbeeld ook willen dat mensen in hun privé-leven naar Gods regels leven, zijn Berlin’s politieke ideeën moeilijk te accepteren. Religieuze mensen geloven vaak dat God een bepaalde vorm van gezinsleven en samenleving heeft bedoeld die geldt voor alle mensen. Berlin zou zo’n visie als monistisch bestempelen. Een monistische levensvisie gaat er van uit dat er maar één ware visie is (natuurlijk de eigen visie). Monisme is een begrip dat tegenover pluralisme staat, de overtuiging dat er meerdere visies op het goede leven zijn. Monisme kan volgens Berlin leiden tot een fanatieke verdediging van die ene waarheid en daarmee de rechtvaardiging om andersdenkenden (ketters of dissidenten) te doden. Het is volgens hem de belangrijkste oorzaak voor godsdienstoorlogen, maar ook voor de communistische concentratiekampen in Siberië en de Goelag Archipel. 

Berlin’s ideeën hebben in de politieke filosofie sinds de jaren 60 veel invloed gekregen. Een echte politieke vertaling kregen zijn ideeën door de politiek filosoof John Rawls in zijn beroemde boek A theory of Justice (1971), waarin Rawls ook uitgaat van waardenpluralisme. Een belangrijk begrip bij Rawls is ‘reasonable disagreement’. Mensen verschillen van inzicht over de visie van het goede leven. Dat komt niet omdat ze onredelijk of dom zijn, maar het zit hem in de niet-harmonieuze aard van goede waarden. Rawls zoekt in de bekende scheiding tussen publieke en private domein de oplossing om in een pluralistische samenleving toch vreedzaam te kunnen samenleven.  De ideeën van Berlin en Rawls hebben ertoe geleid dat de scheiding tussen publieke en private domein steeds strikter werd. Vanwege de pluraliteit in levensvisies en de onwenselijkheid dat de individuele vrijheid beperkt wordt op grond van de levensbeschouwing van een ander, mag een overheid zich niet op grond van één van de vele visies van het goede leven zich bemoeien met het privé-leven van mensen (tenzij er op de één of andere wijze schade wordt berokkend). In de praktijk betekende dit dat er een aantal verboden op grond van levensbeschouwelijke overtuiging (gedeeltelijk) werden opgeheven, zoals abortus of euthanasie. Religieuze en politiek geëngageerde mensen argumenteren dat ze nu de liberale levensvisie dwingend opgelegd krijgen! Het tegenargument (o.a. gebruikt door D’66 in het euthanasiedebat) is dat je als gelovige dan nog steeds vrij bent op grond van religieuze redenen geen abortus of euthanasie te ondergaan. Je kunt echter andersdenkenden op grond van jouw religieuze inspiratie een aantal vrijheden zoals het recht op abortus of euthanasie niet ontnemen. Binnen een pluralistische samenleving getuigt dit volgens liberalen juist van respect en derhalve van goede moraal. 

In deze tijd komen we de schaduwzijde van Berlin’s denken tegen. Wanneer er geen hoger doel meer is in de samenleving, geen gezamenlijk gedeelde visie op het goede leven, dan gaat het in de politiek alleen nog maar om ‘pappen en nathouden’. Op mondiaal niveau, staat de wereld voor enorme problemen zoals milieuvervuiling, ontbossing en verwoestijning, klimaatverandering, oneerlijke verdeling tussen Noord en Zuid en overbevolking (met name de door de VN gesignaleerde demografische tijdbommen in het Midden Oosten). Hoe kunnen we dergelijke problemen oplossen zonder een hoger doel? De milieubeweging houdt sinds kort weer een pleidooi voor ‘ecotopia’s’. Moeten we toch niet naar een soort eco-dictatuur om het milieu te redden en de welvaart eerlijk te verdelen? Maar hoe gaan we dan om met mensen die de prioritering in waarden toch anders zien?

Word Versie